Drietallen: Maak voor ieder groepje een tas met vier voorwerpen. Geen tijd om tassen te maken? Print dan het PDF uit. Snij de kaartjes uit en geef ieder drietal vier kaartjes.

Zet de speluitleg op het digibord.

Klassikaal: Zet de gewenste pagina met voorwerpen op het digibord. In de pdf staan tien verschillende onderwerpen met ieder vier voorwerpen.

Tip: Eerst klassikaal en daarna in groepjes werkt ook goed, dan duurt het spel langer.

Laat de leerlingen alle voorwerpen goed bekijken. Wat zien ze? Wat is het? Waar wordt het voor gebruikt? Herken je het ergens van? Geef dan de opdracht: Wat hebben deze vier voorwerpen met elkaar gemeen? Iedere tas of pagina heeft één onderwerp. Volgende opdracht: welke van deze vier voorwerpen hoort er niet bij? Waarom? Waarom horen de andere drie dan wel bij elkaar? Hoeveel redenen kun je bedenken voor elk voorwerp? Je kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan materiaal, vorm of functie. Bijvoorbeeld bij ‘speelgoed’: de pop hoort er niet bij, want met de andere drie speel je buiten. Of de bikkels horen er niet bij, want de andere bestaan uit één stuk. Of het paardentuigje hoort niet bij, want daarvoor moet je altijd met tweeën zijn en met die andere speel ook in je eentje. Of de pop hoort er niet bij, want die bestaat uit meerdere kleuren en de andere hebben maar één kleur. Let op bij de argumentatie: meningen mogen niet.